Spring naar inhoud
  • ‘Een prachtige bespiegeling.’
    Publishers Weekly
  • ‘Een subtiele en boeiende tour langs een onderwerp waar we vreemd genoeg overheen hebben gekeken.’
    Sarah Knott
  • ‘Een feest der herkenning.’
    Nina Pierson
  • ‘De hardste denker over de zachtste onderwerpen.’
    Marja Pruis
  • ‘Een origineel en verrassend boek.’
    Niña Weijers

Eerste kinderen zijn bazig, tweede rebels. Enig kinderen zijn zielig, twee kinderen krijgen is juist gezond. Iedereen heeft ideeën over ouders, kinderen en gezinnen, maar hoe zit het echt?

Die vraag stelt Lynn Berger zich als ze voor de tweede keer in verwachting is. Over het eerste kind zijn boekenkasten volgeschreven, ontdekt ze al snel, maar over de tweede gaat het zelden.

En dat terwijl de meeste ouders twee of meer kinderen krijgen.

Hoe is het om een kind te krijgen wanneer je er al een hebt? En wat betekent het om de tweede te zijn in een wereld die draait om de primeur?

De tweede is een onmisbaar boek voor iedereen die een tweede krijgt, een tweede is of er eentje kent.

Lynn Berger in de media

  • Het eerste interview was voor Vrij Nederland. ‘En hoe is het om tweede kind te zijn in een wereld die geobsedeerd is met alles wat nieuw en uniek is – met eerste keren?’
  • Ook in Ouders van Nu was aandacht voor De tweede, met een voorpublicatie over het geboortevolgorde-effect.
  • Lees daarvoor ook dit interview in Eos: ‘Waarom het jongste kind een lager IQ heeft’. Daarin legt Lynn uit hoe het zit met de verschillende tussen eerste en tweede kinderen.
  • ‘Een van mijn belangrijkste conclusies is dat er geen universele ­regels gelden voor je plaats in het gezin,’ zei Lynn in De Standaard.
  • De Morgen haalde er een ander inzicht uit: ‘De eerste keer een kind verwachten, op de wereld zetten, opvoeden. Daarover raken mensen maar niet uitgepraat of uitgeschreven. Een broer of zus moet het met aanzienlijk minder aandacht doen.’
  • ‘Vroeger zagen ouders er geen graten in om hun kinderen totaal anders te behandelen,’ zei Lynn tegen Knack. ‘En net nu stellen we vast dat er toch altijd verschillen optreden.’
  • ‘Typisch de tweede, dat zeg ik niet snel meer’, aldus Lynn tegen Nederlands Dagblad. In het interview legt ze uit waarom.
  • ‘We hebben wel allerlei aannames over wat het betekent om een eerste of een tweede kind te zijn,’ schrijft Het Parool, ‘maar op degelijke wetenschappelijke conclusies zijn die nauwelijks gebaseerd.
  • Ook FD had een verhaal over de tweede. Lynn deelde in een stuk de belangrijkste inzichten over het geboortevolgorde-effect.
  • Toen was er Me to We over De tweede: ‘Dichten je ouders je bepaalde kwaliteiten en karaktereigenschappen toe omdat je toevallig het tweede kind bent, dan is de kans groot dat die verwachting je ook vormt.’
  • Linda Nieuws bracht niet alleen een interview met Lynn, maar ook een lijstje met ‘7 dingen die je moet weten als je een tweede kind krijgt.
  • Wat zegt de geboortevolgorde nou echt over kinderen? Dat kun je ook in deze voorpublicatie van Trouw lezen.
  • De Volkskrant schreef: ‘Waarom het tweede kind zo anders is dan het eerste - de zes belangrijkste verschillen’.
  • Ook Kek Mama maakte er een handig lijstje van: Vijf dingen die je wil weten als je een tweede kind hebt - of krijgt.
  • ‘Verwachtingen over tweede kind drukken stempel op ontwikkeling’ kopt Ouders Centraal boven een interview met Lynn.
  • Lynn was te gast bij Nooit meer slapen. Laten ouders de teugels vieren bij de tweede? Hoe zit het met haat en jaloezie tussen eerste en tweede?
  • Radioprogramma De wereld van Sofie stond zelfs helemaal in het teken van de tweede. Niet alleen Lynns boek, maar ook Buzz Aldrin en de tweede in de sport kwamen voorbij.
  • Is de oudste precies en de jongste creatief? In deze voorpublicatie in Psychologie Magazine lees je het.
  • Aan welke wetenschappelijke inzichten kunnen ouders wat hebben? Het antwoord op die en andere vragen lees je in het interview met New Scientist.
  • Voor een indruk van De tweede kun je ook de inleiding lezen. Die stond online bij Charlie Magazine.
  • En hoe zit het met jaloezie? Tegen AD zei Lynn: ‘Zelf had ik even het idee dat mijn dochter voor de rest van haar leven gebukt zou gaan onder jaloezie. Dat blijkt best mee te vallen.’
  • In Tijd voor Max vertelde Lynn meer over de verschillen tussen het eerste en tweede kind. Bij 5 Uur Live was ze ook te gast.
  • Het Oog op Morgen interviewde Lynn over de spannende vraag: welk effect heeft een tweede kind op je leven?
  • Dit interview bij Utrecht is Wakker gaat ook in op de vraag hoe het is om een boek te schrijven - als je in verwachting bent.
  • Het komt er omdat we houden van herhaling. Het kost niet meer tijd. Het Laatste Nieuws zette tien dingen op een rij die je moet weten over het tweede kind.
  • Ook in België: Lynn legt in Van Gils & gasten uit wat het betekent om een tweede kind te krijgen. Mét een eerste en tweede aan tafel!
  • Mythes, volksverhalen en de waarheid over De Tweede (met Lynn Berger!) heet de podcast van Ik ken iemand die… Leerzaam luistervoer!
  • Het magazine Lees van Bol concludeert: ‘De tweede van Lynn Berger vult een lacune in de literatuur over ouderschap.’
  • De Groene Amsterdammer schrijft mooi: ‘De tweede werkt tweevoudig, op het hoofd en op het hart.’
  • En hoe zit het dan met het enig kind? Nieuwsblad richt zich daarop, en op vijf andere clichés over broers en zussen.
  • Een lunchinterview met Rinskje Koelewijn verscheen in NRC, over Lynns eigen jeugd en die van haar tweede.

Over Lynn Berger

Foto: Judith van IJken (voor De Correspondent)

Lynn Berger (1984) en schrijft voor De Correspondent over cultuur en clichés. Ze is gefascineerd door taal en ontleedt ogenschijnlijk vanzelfsprekende begrippen als ‘innovatie’, ‘transparantie’ en ‘eenzaamheid’ om erachter te komen wie we denken, vrezen en hopen te zijn. Op dit moment schrijft ze over de psychologie en de economie van zorg. De tweede werd vertaald en uitgegeven in Engeland en Amerika.

Eerder promoveerde ze in de fotografiegeschiedenis en schreef ze voor Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer, nrc.next en de Volkskrant. Ze heeft een zoon en een dochter.

Nooit meer een boek van ons missen?

Met een boekenlidmaatschap van De Correspondent heb je al onze boeken als eerste in huis. Automatisch en zonder verzendkosten.

En je draagt bij aan:

  • Onafhankelijke onderzoeksjournalistiek
  • Duurzaam uitgegeven boeken
  • Toegankelijke boeken voor iedereen

In verwachting

Vraag iemand waarom hij of zij een kind wil, en het antwoord is waarschijnlijk een lastig te ontwarren kluwen van verlangen, nieuwsgierigheid en iets met de natuur.
Vraag waarom iemand er nóg een zou wensen, en de reden is doorgaans een stuk eenvoudiger. ‘Je eerste kind’, hoorde ik toen ik rond en zwaar en hoogzwanger was, ‘je eerste kind krijg je voor jezelf. Maar de tweede, die krijg je voor de eerste.’
We zaten aan de rand van de zandbak toen, het was zomer en mijn dochter was met schepjes in de weer. Wie het precies zei, weet ik niet meer. Mijn eigen moeder, misschien? Wat ik me wel herinner is wat die woorden bij me opriepen: een lading grote en kleine vragen en daarbij een lichte ongemakkelijkheid.

Acht maanden eerder hadden we in de badkamer gezeten. Ik op de wc, mijn vriend en dochter op de koude tegelvloer. Over vijf dagen zouden we haar tweede verjaardag vieren. De test had ik op de wastafel gelegd, het schermpje naar beneden gericht voor extra suspense. Eén minuut wachten
Toen ik het staafje omdraaide vertelde het me wat ik eigenlijk al wist, wat mijn lichaam al had begrepen.
Mijn vriend lachte voorzichtig, ik ook. Ik geloof dat we allebei zochten naar een passende reactie, een die recht zou doen aan de grootsheid van de onthulling – maar mijn dochter werd ongeduldig. Ze wilde naar buiten, of in elk geval door naar de volgende gebeurtenis.
Om het moment een beetje te rekken maakte ik nog gauw een foto, haastig en enigszins onscherp. Op die foto houdt mijn vriend met één hand de test omhoog en rust zijn andere hand om het middel van onze dochter. Zij blikt fronsend de camera in, een armpje dramatisch tegen haar voorhoofd geslagen.
Die test zei haar niets, natuurlijk. Maar een projectie is snel gemaakt en nog steeds lees ik, wanneer ik die foto bekijk, in haar uitdrukking iets omineuzers dan de aflopende spanningsboog van een peuter.
Irritatie, misschien, om wat we hadden gedaan. Of bezorgdheid, om wat er stond te gebeuren.

*

Wat er stond te gebeuren, bij ons, was allesbehalve uitzonderlijk. Waar de gemiddelde Nederlandse vrouw rond 1860 nog vier kinderen kreeg, daar waren dat er honderd jaar later nog maar drie. En na 1970 dook het kindertal zelfs onder de twee.
Sindsdien stellen vrouwen het moederschap steeds een beetje langer uit en neemt het aantal grote gezinnen steeds een beetje verder af. Maar één ding is de afgelopen halve eeuw niet meer veranderd: twee is de norm. Van de Nederlanders díé kinderen krijgen, wenst én realiseert de meerderheid een ‘standaardgezin’ met twee kinderen.
Of, zoals een vriend de moraal ooit oneerbiedig voor me samenvatte: ‘Eén kind is geen kind.’
Ook wij stonden op het punt een standaardgezin te worden. Het aftellen was begonnen, het aftellen naar de norm. (En de norm, realiseerde ik me, was een voorrecht. Het was misschien normaal, een gezin van twee ouders en twee gezonde kinderen, maar vanzelfsprekend was het allerminst.)

*

Mijn tweede zwangerschap was gepland en ontzettend gewenst. Net als veel andere ouders gunde ik mijn dochter een broertje of zusje, een speelkameraad en een bondgenoot. Egoïstischer motieven had ik ook. Ik wilde het avontuur nog eens meemaken: de transformatie van het lichaam, een freakshow met mijzelf in de hoofdrol, gevolgd door alles wat daarna zou komen. Het vasthouden van een pasgeboren baby, de verwondering over diens ontplooiing, het leren kennen van dat nieuwe wezen.
Net als de eerste keer maakte de ontdekking, of eigenlijk de bevestiging, dat ik in verwachting was me zowel opgetogen als opgewonden. Ik herkende het nerveuze, tintelende gevoel dat je krijgt wanneer je ‘ja’ hebt gezegd tegen iets groots waarvan je de gevolgen niet kunt overzien. Het gevoel, ook, wanneer je iets weet dat voor de rest van de wereld nog geheim is.
Maar in tegenstelling tot de eerste keer maakte de opwinding vrij snel plaats voor gedachten en gevoelens waarop ik niet had gerekend.
Terwijl mijn zoon in mijn binnenste begon aan een duizelingwekkende ontwikkeling van klompje cellen naar prehistorisch weekdier naar foetus, begon ik me af te vragen wat zijn aanstaande komst precies betekende.
Wat betekende het, voor mijn vriend en mij, om een kind te krijgen voor de tweede keer? Waarom verlangden we naar een tweede? De eerste was niets minder dan een wonder geweest, een gebeurtenis zonder precedent, maar wat maakte dat van de tweede? Een herhaling, een bestendiging, een feest der herkenning?
Wat betekende het voor onze eerste dat zij straks niet meer de solitaire ontvanger zou zijn van onze tijd en aandacht, niet langer ons enige object van affectie?
En wat betekende het voor mijn zoon dat hij geboren zou worden in een gezin dat al bestond, dat al een modus operandi had gevonden, en zich daarom niet zonder meer om hem heen zou kunnen, of willen, plooien?

Aan het einde van de winter werden de bewegingen van mijn zoon voor het eerst waarneembaar. Ze begonnen als lastig te duiden trillingen diep vanbinnen, zwak als de ondergrondse signalen van een aardbeving honderden kilometers verderop. Algauw gingen ze over in strelingen, en die strelingen werden het onmiskenbaar koppeltjeduikelen van een mens in miniatuur.
Maak je geen zorgen, zeiden die duikelingen: ik beweeg, ik leef, ik ben onderweg.
Hier had ik naar uitgekeken, maar de sensatie was niet louter geruststellend. Ik merkte dat ik minder lang bij zijn roerselen stilstond dan ik destijds bij het bewegen van zijn zus had gedaan. De reden was die zus zelf: zij leidde af, vrat aandacht, en putte, in al haar kinderlijke onschuld, mijn door zwangerschap behoorlijk geslonken energiereserves volledig uit.
Mijn zoon was dus nog niet eens geboren, of ik gaf hem al minder aandacht dan ik wilde.

De tweede krijg je voor de eerste. Tegen de tijd dat ik dit hoorde, in de zomer bij de zandbak, kon ik het ongemak dat die uitspraak teweegbracht zonder moeite plaatsen. Want was het niet juist de grote vraag wát de eerste precies zou krijgen?
Van wat de uitbreiding ván ons gezin zou doen mét ons gezin had ik ook geen idee. En wat de tweede zelf zou krijgen was al even ongewis.
Pas toen mijn verlof al lang was ingegaan, en het buiten zo heet was geworden dat binnen blijven me de enige optie leek, kwam het bij me op dat er aan de gedachten en gevoelens over mijn tweede zwangerschap bepaalde veronderstellingen ten grondslag lagen.
De automatische aanname, bijvoorbeeld, dat een kind beter af is mét broer of zus dan zonder. Maar ook dat we, met de komst van de tweede, onze eerste niet alleen iets zouden geven, maar haar ook iets zouden afnemen. En de aanname dat de tweede, die überhaupt nooit de exclusiviteit zou kennen waarvan we de eerste zo meteen gingen beroven, op voorhand 1-0 achterstond.
De tweede, de troostprijs, de net-niet-winnaar.

Deze aannames kwamen ergens vandaan. Het moest mogelijk zijn uit te zoeken waarvandaan precies, leek me. En om uit te zoeken in hoeverre ze terecht waren.
Ik begreep ook niet waarom ik niet eerder bij deze veronderstellingen had stilgestaan.
Maar gaat het zo niet altijd, dat je denkt te weten waar je aan begint, om vervolgens verrast te worden door de discrepantie tussen concept en uitwerking, tussen idee en realiteit? En is ervaring ook niet, vaak, een vereiste voor reflectie, kun je je van sommige zaken misschien pas afvragen wat ze betekenen wanneer je er al middenin zit – en er geen weg terug is bovendien?

*

Over het ouderschap zijn boekenkasten volgeschreven – van sprookjesboeken, romans en memoires tot polemieken en essaybundels. Op mijn eigen plank staat een aardig rijtje. Maar in verwachting van de tweede ontdekte ik: voor deze nieuwe ervaring hebben we nog weinig woorden. De meeste bespiegelingen op het ouderschap gaan over de verwondering en overrompeling die een eerste kind veroorzaakt. Veel minder vaak beschrijven ze wat er gebeurt wanneer er nog een bij komt.
Het is alsof we het liever over de revolutie hebben dan over de renovatie; liever over vernieuwing en verbazing dan over het bekende liedje. De literatuur rondom dit onderwerp vertelt veel over de spanning van de primeur, maar zwijgt over het plezier van de herkenning.
En dat is niet zo gek: nooit is de impact zo groot, de schok zo hevig, als wanneer je voor het eerst een kind krijgt. Van het ene moment op het andere ben je de wereld van het ouderschap binnengevallen, en eenmaal daar kun je nooit meer terug.
Maar als twee de norm is, wordt het dan niet tijd om uit te zoeken hoe het met de tweede staat? Wat het betekent om een tweede te krijgen en wat het betekent om er een te zijn? Wordt het niet eens tijd om woorden te geven aan hoe het verder gaat wanneer je, met elkaar, nog steviger verankerd raakt in die nieuwe werkelijkheid, de werkelijkheid van het standaardgezin?

*

Om die vragen over de tweede te beantwoorden dook ik in het werk van psychologen, biologen, neurowetenschappers en demografen. De lege ruimtes in mijn boekenkast begonnen zich te vullen, ook toen mijn zoon er al lang was. En hoe meer ik las, hoe meer mensen ik sprak, hoe meer ik begreep dat ik voor mijn zoektocht ook veel dichter bij huis moest zijn. Letterlijk – omdat ervaring soms haar eigen antwoord vormt.
Zo leerde ik dat we elkaar al eeuwen verhalen over jaloezie en rivaliteit tussen broers en zussen vertellen, en dat die verhalen onze kijk op de komst van de tweede beïnvloeden (hoofdstuk 1 en 2).
Terwijl ik me verdiepte in hoe het geheugen werkt na de komst van een kind, merkte ik bij mijzelf dat mijn herinneringen aan de eerste en de tweede door elkaar gingen lopen. Ik kwam erachter dat herhaling ook een vorm van vernieuwing kan zijn, een die een nieuw soort vreugde met zich meebrengt (hoofdstuk 3).
Ik ontdekte dat er wetmatigheden zijn in de wijze waarop broers en zussen elkaar beïnvloeden. Maar tegelijkertijd drong het tot me door dat die wetmatigheden ons lang niet alles vertellen – mijn eigen kinderen, en ook mijn eigen zusje, maakten dat voortdurend duidelijk (hoofdstuk 4).
Naast de wetenschap begon ik daarom steeds beter te kijken naar mijn eigen gezin – en naar wat het betekent dat dit nu uit vier leden bestaat (hoofdstuk 5). Wie twee kinderen heeft, zag ik, moet soms moeite doen om die twee kinderen los van elkaar te zien, want vergelijken zit de mens in het bloed (hoofdstuk 6).
Bijna verdwaalde ik in de literatuur over het geboortevolgorde-effect: de theorie dat de eerste en de tweede worden gevormd door hun positie in het gezin. Tegen de tijd dat ik de weg weer had gevonden, wist ik hoe volkswijsheden werkelijkheid kunnen worden (hoofdstuk 7 en 8).
Terwijl ik sociologische en economische artikelen bestudeerde over hoeveel tijd twee kinderen hun ouders kosten, merkte ik dat die kinderen nog iets heel anders doen met de tijd: ze vervormen de manier waarop we als ouders de tijd beleven, en dat is minstens zo ingrijpend (hoofdstuk 9 en 10).
Lezend over demografische ontwikkelingen, en in gesprekken met de ouders om mij heen, kreeg ik door hoe sterk de komst van een kind is verbonden met factoren buiten je gezin. Met culturele normen, economische omstandigheden en institutionele voorzieningen. En zelfs met het klimaat (hoofdstuk 11).
Gaandeweg begon ik te begrijpen dat onze verwachtingen van de tweede niet alleen een basis hebben in het verleden, maar ook een stempel drukken op het heden – en op de toekomst.

De tweede is de weerslag van een zoektocht die zich deels in die wetenschappelijke literatuur afspeelt en deels in mijn eigen huis. Dit boek is ontstaan door iets met de natuur, nieuwsgierigheid, en bovenal verlangen: het grote verlangen om het tweede kind én de tweede keer beter te begrijpen.

Lees verder in het boek

Lees verder